Tijden veranderen snel, oude waarden maken plaats voor nieuwe trends. Zo is het leven, maar terugkijken loont. Op 9 december 1982, nu 35 jaar geleden, overleed een coryfee, de violist Paul Godwin. Zijn leven verliep over pieken en dalen, met muziek als rode draad.
In de voetsporen van Fritz Kreisler, Micha Elman en Willi Boskovsky, heeft Paul Godwin als Stehgeiger de ‘Kaffeehausmusik’ verheven tot kunst. Het was een lange weg. Geboren werd hij als Pinchas Goldfein op 28 maart 1902 in Sosnowiec, destijds Russisch grondgebied en nu weer Pools. Zijn joodse ouders hadden een klein hotel, waar muzikanten 's avonds dans- en volksmuziek speelden. De kleine Pinchas luisterde aandachtig, kreeg op zijn 4e verjaardag een viooltje en mocht al gauw meespelen. Les kreeg hij in Warschau en van 1912 tot 1918 van Hermann Kaplan in Wenen. Als tegenprestatie moest hij voor hem boodschappen doen, eten koken en matten kloppen. Na afloop van de Eerste Wereldoorlog week hij uit naar Boedapest, waar Jenö Hubay zijn leraar werd. De kost verdiende Pinchas nu als schnabbelaar in cafés en bioscopen. Het antisemitische regime van admiraal Horthy beviel hem niet, na twee jaar zocht hij zijn toevlucht in Berlijn.
Succes
Ondanks de slechte economische omstandigheden in de 20-er jaren, trof Pinchas op het gebied van kunst en amusement een bruisende stad aan. De Musikhochschule liet hem toe als leerling van Willy Hess, maar stuurde hem weer weg, omdat hij het schnabbelcircuit verkoos boven de verplichte bijvakken. In feite was Pinchas al rijp voor een volgende stap. Onder de artiestennaam Paul Godwin leidde hij vanaf 1922 zijn eerste eigen salonorkest, het werden er spoedig vijf. Per taxi pendelde de nieuwe ster door de stad. Bekende solisten stonden in de rij om begeleid te worden door ‘Godwin mit seinem Künstler-Ensemble’, met zijn dansorkest ‘Paul Godwin’s Jazz Symphonians’ trad hij op in danslokalen, revuetheaters en voor Berlijnse radiozenders. Europese bekendheid verwierf Godwin in 1925 door het contract met Polydor. Het maakte hem schatrijk. Meer dan 9 miljoen platen werden van hem verkocht. Ook werkte hij mee aan veel UFA-films. Maar in 1933 keerde het tij. De Nazi’s namen de macht over, Godwins huis en vermogen werden geconfisqueerd. Hij kon nog net met vijf collega’s een visum bemachtigen en uitwijken naar Luxemburg voor een doorstart. Als stateloze, met 8 Reichsmark op zak en een (vermeende) Stradivarius onder zijn arm, verliet de eens zo gevierde musicus Duitsland. De Jood Godwin was ‘unerwünscht’.
Stateloos
In de rest van Europa was zijn reputatie onaangetast. Paul Godwin, als Stehgeiger en bandleider een absolute publiekstrekker, werd in Hilversum meteen uitgenodigd als solist bij het AVRO-Omroeporkest o.l.v. Nico Treep. Voor zijn nieuw samengesteld ensemble kon hij in veel Europese landen met uitgangscentra langlopende contracten afsluiten. Zijn optredens in Den Haag, Scheveningen, Amsterdam, Rotterdam, Heerlen en Valkenburg in bekende luxe etablissementen, werden vaak uitgezonden door de AVRO en KRO. Hieraan maakte de inval van het Duitse leger in mei 1940 abrupt een eind. Joden werd het werken in het openbaar verboden. Pauls huwelijk met een niet-joodse vrouw behoedde hem voor deportatie, maar als dwangarbeider moest hij graven en spitten bij Schiphol. Na de bevrijding richtte Godwin zich vooreerst met bekende musici op klassiek repertoire, hij speelde altviool in het Nederlands Strijkkwartet en viool in het Stradiva Sextet, het Meester Trio en Alma Musica. Toen Paul Godwin in 1951 het bericht ontving, dat hij tot Nederlander was genaturaliseerd, luidde zijn ontroerde reactie: ”Nu ben ik opgehouden een nummer te zijn, ik ben weer mens”.
Perfectie
De VARA bood hem in 1952 een vast contract aan. Salonmuziek was in. Het programma Gold und Silber met het Promenade Orkest o.l.v. Benedict Silberman en Paul Godwin als solist, bleek meteen een gouden greep. Als aanvulling mocht Godwin uit geselecteerde groepjes omroepmusici eigen ensembles formeren. Zijn werkwijze leek zo eenvoudig: ’s avonds een uurtje repeteren en dan opnemen. Wekelijks toverde hij vanuit de kille studio weemoedige en vrolijke klanken tot sfeervolle miniatuurlandschapjes uit culturen, die hem als mens en musicus hadden gevormd. Wie herinnert zich niet zijn uitzendingen? De begintune deed een stapje terug voor het warme stemgeluid van zijn vaste omroeper Coen Serré: ”Kom binnen mensen en ga er maar weer eens lekker voor zitten. Het komende half uur gaan we rustig bladeren in het prachtige muziekalbum van Paul Godwin”. Naadloos sloot de tekst aan bij de slotmaten van de tune. Toeval? Nee, niets in Pauls uitzendingen berustte op toeval, ‘Routine’ bestond voor hem niet. Wanneer een eenvoudig nummer onverwachts problematisch verliep, reageerde hij fel: “Scheisse, nochmal!”, ook al betrof het de tune: ”Nochmal!”. Met minder dan 100 procent nam de perfectionist geen genoegen, dat gold ook voor hemzelf. Een door een regisseur simpelweg als ‘goed’ aanvaarde opname, keurde hij weer af:“Gut, das reicht mir nicht, nochmal!”. Desondanks hadden Godwins musici veel respect voor hem. In het Walsorkest mocht ik hem nog twee jaar meemaken, ik beschouwde dat als betaalde leermomenten. Zijn omgang met onze taal verliep minder perfect. Tussen zijn Oost-Europees getinte Duits mompelde hij Nederlandse woorden, voorzien van een zwaar accent. Dit bracht VARA-voorzitter Jan Broeksz tot de uitspraak:“Paul Godwin is te muzikaal om de Nederlandse taal te leren spreken.”
Veelzijdig
Twee namen mogen in dit artikel niet ontbreken: Henk Knol, de altviolist uit het Radio Kamer Orkest, die voor Godwins ensembles vrijwel alle arrangementen schreef en Isja Rossiçan, die naast vriend en muziekregisseur, ook zijn pianist was in vele programma’s waarin vele ‘pareltjes uit de oude doos’ klonken. Het strijkje verloor allengs zijn glans, uit het uitgangsleven was het al weggesaneerd. Bekende Stehgeiger als Bertus van Dinteren en Tata Mirando kregen geen opvolgers en nadat Paul Godwin in 1975 gestopt was, verdween het genre 'salonmuziek' ook uit de aether. Met alle respect voor André Rieu, maar in zijn vrolijke shows ontbreekt de gevoelige snaar. Een bekend oud Jiddisch lied luidt: “Vos geven iz geven, un nito”, vertaald is dit: Wat geweest is, komt niet meer terug.
DIT ARTIKEL IS OORSPRONKELIJK VERSCHENEN IN KWARTAALBLAD AETHER (nr. 126).