• Jeroen Kooij

Bij het digitaliseren van muziek uit de omroepbladmuziekcollectie komen soms interessante vondsten aan het licht. Jeroen Kooij trof een reeks vooroorlogse composities aan die zijn geschreven als lofzang op bijzondere staaltjes van vervoerstechniek.

De vroege jaren '30 van de vorige eeuw waren voor de meeste mensen geen lolletje. Een diepe economische crisis en politieke instabiliteit in heel Europa gingen ook in Nederland niet onopgemerkt voorbij. Wellicht daarom werden de weinige lichtpuntjes breed uitgemeten in de toenmalige media: radio, krant en bioscoop. Van Panorama tot Polygoon en van De Telegraaf tot de VARA was er ruim aandacht voor de technologische vernieuwingen die zeer tot de verbeelding spraken en de wereld wat kleiner maakten. Niet verwonderlijk dat daar ook muzikale aandacht voor was en tijdens het digitaliseren van de bladmuziek van de omroep zijn daar aardige voorbeelden van opgedoken.

Pelikaan Marsch
Dit verhaal begint als de KLM in 1933 besluit om te proberen de kerstpost naar Nederlands-Indië sneller te bezorgen. De driemotorige Fokker F-XVIII met registratie PH-AIP, genaamd Pelikaan, lukte het in recordtijd van vier dagen naar Batavia te vliegen, waar hij op 22 december aankwam. Het toestel was in allerijl aangewezen om een defecte Fokker F-XX te vervangen, dus het was niet eens speciaal geprepareerd voor deze lange vlucht. 20.000 Mensen waren aanwezig op een mistig Schiphol toen het toestel terugkeerde uit de Oost op Oudejaarsdag en een veelvoud daarvan was aan de radio gekluisterd. Een deel van de post maakte zowel de heen- als de terugvlucht mee en was bestemd voor verzamelaars van de speciale postzegels en -stempels. Gezagvoerder Iwan Smirnoff en zijn bemanning werden benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Niet zo vreemd dus dat verschillende componisten een Pelikaan Marsch maakten. Zo ook de kapelmeester van het 5e Regiment Infanterie, Jan Roelof van der Glas, die het stuk opdroeg aan één van de piloten, zijn schoonzoon Piet Soer (die in 1935 zou verongelukken met de Fokker F-XII "Leeuwerik"). Zowel de KRO als de VARA schaften zich een exemplaar aan en als SOM-050644 wordt het thans gedigitaliseerd.

Diesel Marsch
Op 15 mei 1934 introduceerden de Nederlandse Spoorwegen een revolutionaire nieuwe trein: de DE-III. Dit driedelige treinstel beschikte over een twee dieselmotoren van 410 pk die elk een generator aandreven, welke op hun beurt de stroom leverden voor de elektrische motoren in de draaistellen. De DE-III was geïnspireerd door de Duitse Fliegende Hamburger, en was bedoeld om de stoomtractie te vervangen op het Middennet: van Utrecht naar Arnhem, Eindhoven, Amsterdam Weesperpoort, Den Haag Staatsspoor en Rotterdam Maas. De treinstellen werden gebouwd door de vaandeldragers van de vaderlandse spoorwegindustrie Werkspoor, Beijnes en Allan, met elektrische installaties van Smit en Heemaf, ook al hadden de meeste stellen Duitse dieselmotoren. De "diesel-elektrische", zoals de trein al snel in de volksmond heette, was een opvallende verschijning met zijn lichtgrijze livrei, zilveren dak en schortplaten en rode biezen, en niet te vergeten een gestroomlijnde kop die bijna identiek was aan een vallende druppel. Gezeten in een modern doch eenvoudig en smaakvol interieur kon het publiek met 125 km/u door de polder snorren, en men maakte daar massaal gebruik van. "Diesel" was al snel het nieuwe toverwoord. De firma Adelaar uit Wormerveer bracht een waspoeder op de markt onder de naam Diesel en naar verluidt schijnen er zelfs Diesel-sigaren geweest te zijn. Het is dan ook niet meer dan logisch dat er ook een Dieselmarsch geschreven werd, en wel door Will van Dijk die het in 1934 opdroeg aan de NS en nu als SOM-050974 geselecteerd is voor digitalisering. De treinstellen hebben het uiteindelijk volgehouden tot 1964 en rond die tijd is ook het zeeppoeder verdwenen. Treinstel 27 is bewaard gebleven in Het Spoorwegmuseum in Utrecht

Uivermarsch
Voor de Londen-Melbourne luchtrace die op 20 oktober 1934 begon, besloot de KLM zich in de schrijven met een spiksplinternieuwe Douglas DC-2. In tegenstelling tot de andere deelnemers, die deels op pad gingen met speciaal voor snelheid ontworpen vliegtuigen, deed de KLM met een verkeersvliegtuig mee, aangezien zij het beschouwde als slechts een verlenging van de dienst naar Batavia en dus ook passagiers en post meenam. Gezien de einduitslag kreeg deze nuchtere opstelling misschien een extra dramatisch tintje, maar de KLM wist zich natuurlijk wel verzekerd van haar vaste steunpunten langs de route voor een vlotte bevoorrading van benzine en olie. De PH-AJU "Uiver" werd natuurlijk geestdriftig onthaald bij de landing in Batavia, maar toen moest het echte drama nog beginnen. Boven Noord-Australië raakte de bemanning de weg kwijt in zeer slecht weer en kon met behulp van de bevolking van Albury een geslaagde noodlanding maken op een paardenrenbaan. Dezelfde bevolking liet zich van zijn meest sportieve kant zien door het vliegtuig de volgende ochtend met touwen uit de dikke modder te trekken, waardoor de "Uiver" alsnog de tweede plaats in de snelheidsrace en de eerste plaats in de handicaprace in de wacht kon slepen. Het thuisfront volgde de wedstrijd op de voet, met radioverslagen, extra krantenedities en drommen mensen bij het KLM-gebouw in Den Haag. Minister-president Colijn sprak over "Een trilling van geestdrift" toen hij de bemanning in Melbourne opbelde om hen te feliciteren. Bij terugkeer op Schiphol op 21 november was de VARA aanwezig, alsook duizenden mensen die goed geld hadden betaald om het toestel met eigen ogen te kunnen zien. Willy Schootemeyer componeerde de Uivermarsch, zonder te vermoeden dat het vliegtuig reeds op 20 december zou verongelukken in Irak. Een tweede "Uiver" staat tegenwoordig in Lelystad en als SOM-051228 leeft in ieder geval de muziek voort.

Het volgende muziekstuk op rij dat uit de kelders boven kwam drijven, betrof de K-XVIII Marsch van de hand van Eddy Kila. Dit was een ode aan de nieuwe onderzeeboot K-XVIII die op 14 november 1934 vertrok naar zijn werkterrein. De letter "K" stond voor Koloniën en gaf al aan dat de boot bestemd was voor dienst in de tropische delen van het koninkrijk. De boot legde onderweg in veel havens aan voor vlagvertoon en haalde zo telkens weer de kranten. Via West-Afrika, Zuid-Amerika, Zuid-Afrika en Australië kwam de boot op 11 juli 1935 in Soerabaja aan. Halverwege de overtocht fungeerde de K-XVIII als radio-baken voor de Fokker F-XVIII "Snip" tijdens de eerste rechtstreekse KLM-vlucht van Amsterdam naar Curaçao. Nodeloos te vermelden dat de Snip ook al de nodige aandacht kreeg van pers en radio. Onderweg werden tevens filmopnamen gemaakt voor de documentaire Met de Hr. Ms. Onderzeeboot K-XVIII de wereld rond en er werd over de reis zelfs een boek geschreven door Max Wytema. Een deel van de Snip is tegenwoordig nog te bewonderen op Curaçao, maar met de boot liep het minder goed af. Na aanvankelijke successen tegen de Japanse vloot, begin 1942, moest het beschadigd naar Soerabaja terugkeren en viel het daar in Japanse handen. Zij hebben het gebruikt als drijvend luchtaanvalsalarm in de Straat Madoera, waar het in 1945 door een Britse onderzeeboot getorpedeerd werd.

Het lijkt misschien allemaal wat overdreven in onze moderne en snelle tijd, maar het is in ieder geval wel apart dat we een tastbaar bewijs hebben van onze geschiedenis, die ook weer hoorbaar gemaakt kan worden.

Dit artikel verscheen in kwartaalblad Aether nr. 130.