“… en een droge sherry voor Wim!” Zo begon menig vrijdagmiddag als Wim Ibo langs kwam bij mij in de kelder van het Nederlands Theater Instituut. Cabarethistoricus, verzamelaar, freelancer, producer, auteur, presentator, radiozanger, wereldreiziger, cabaretier, parodist, maar vooral een meesterlijk verteller. Als Ibo langs kwam, haalde hij herinneringen op en was niet terughoudend zijn visie over het een en ander te geven…
Wim Ibo veroorzaakte al bij zijn geboorte op 10 april 1918 een schandaal omdat zijn vader en moeder nog maar een paar maanden waren getrouwd. Ibo’s hekel aan burgermansfatsoen is hem al in de wieg mee gegeven. Wat volgde was een jeugd vol toneel, zang en rebelse vrolijkheid. Vader bleek al heel vroeg een antenne op het dak te hebben gezet, waardoor het gezin Ibo de hele wereld kon beluisteren. De wonderlijke wereld van de radio werd de kleine Wim dan ook met de paplepel ingegoten.
De vroege radiojaren
Omdat de toneelschool te duur was werd Ibo P.T.T.’er, maar de liefde voor het cabaret bleef – en o wonder, hij werd in 1936 al gevraagd om te komen zingen voor de KRO-radio. In deze begintijd bracht hij vooral parodieën en imitaties van bekende artiesten. Met een imitatie van Ik wil gelukkig zijn, solliciteerde hij bij het cabaretgezelschap van Martie Verdenius, die de vedette Fien de la Mar in de gelederen had. Fien, de originele zanger van het gebrachte lied, nam Ibo aan: “Niet omdat je zo mooi kan zingen, maar vanwege je melancholieke ogen”. Zo werd hij professioneel cabaretier.
Met het uitbreken van de oorlog kreeg Ibo de kans een radiocabaret - De Jonge Nederlanders - te beginnen. Met zangeressen als Cora May en Rie Helmig zong hij a-politieke liedjes (bv. Achter het zwarte papier), waarbij romantiek en de liefde, het weer en de seizoenen de hoofdthema’s waren. Met zijn liedje Afscheid van mijn fiets, durfde hij toch wat meer de actualiteit te bezingen, wat direct reprimandes en waarschuwingen ten gevolge had. Het maakte Ibo tot een fanatiek strijder voor het vrije woord.
Na de oorlog bedacht hij romantische radioprogramma’s als De Camera Obscura, De vijf vlieghen en in de rubriek Brieven voor jou bezong hij de liefde. Met het zondagochtendprogramma Triangel bracht hij vrolijk cabaret met onder anderen zijn ontdekking Rijk de Gooyer als Kobus Rarekiek of de Utrechter Bartels. In deze tijd sprak men in Nederland niet over de Grote Drie, maar over de drie Wimmen: Kan, Sonneveld en Ibo. Ibo vond dat hij de vergelijking niet aankon en dat zijn talent te mager was om zijn carrière als cabaretier voor te zetten.
De familie Doorsnee en Pension Hommeles
De vele reizen, vooral naar Amerika en Canada gaven hem altijd de inspiratie en wezen hem het te begane pad. Zo had hij in de Verenigde Staten het verschijnsel soap leren kennen. Met de nodige moeite wist hij zijn idee voor een Nederlandse soap aan de VARA te verkopen. Een programma “over een familie die één keer in de twee weken haar wel en wee met de luisteraar deelde en af en toe ook nog eens in zingen uitbarstte” ging er maar moeilijk in bij de heren van de programmering. Er moest een keur van Nederlandse schrijvers gevonden worden om zo’n serie gestalte te geven. De eerste die Ibo voor dit idee polste was het grote talent Annie M.G. Schmidt. Schmidt was direct enthousiast en met haar vraag “Maar Willem, mag ik het niet alleen doen?” was de Familie Doorsnee een feit. Een hitserie voor de radio, waarvoor iedereen thuisbleef en het lief en leed van de familie beluisterde.
Het luisterpubliek geloofde zo in de serie, dat toen huishoudster Sjaan (Hetty Blok) zwanger werd, de zelfgebreide slabbetjes en sokjes in groten getale hun weg naar Hilversum vonden. Ibo schipperde als producent tussen de VARA-censuur en de auteur (het woord ‘kontje’ mocht echt niet). Uit pure baldadigheid brachten ze de eerste homoseksueel (Coen Flink) voor de microfoon. Hij uitte alle clichés (nichterige toon, hield van bloemschikken, kreten als ‘O zulke mooie mannen’, enzovoorts) maar het woord ‘homo’ werd nooit uitgesproken. Voor iedereen was het een lieve, maar merkwaardige jongen. En de VARA liet zich met open ogen om de tuin leiden. De serie hield zes jaar stand (1952-1958) en had in 1964 nog een kort vervolg bij radio Caroline.
De televisie deed haar intrede en Ibo stapte samen met auteur Annie M.G. Schmidt en componist Cor Lemaire over en begonnen Pension Hommeles. Nederland zwijmelt weg bij de romantische Donald Jones.
Een bezoek een optreden van de chansonnière Edith Piaf in Parijs bracht Ibo in vervoering. Als in Nederland Corry Brokkens Nederlandse versie van Milord van de radio wordt geweerd, klimmen producent Karel Prior en Ibo op de barricaden. Ibo’s statement “wij worden misselijk van die spruitjeswalm, al jarenlang!” leidt tot een boycot van een jaar van zijn diensten voor de omroep.
Focus op cabaret
Ibo verlegt zijn aandacht nadrukkelijker naar de wereld van het cabaret. Als producer bij platenmaatschappij Philips wist hij menig talent (o.a. de cabaretten Lurelei en Pepijn) te promoten. Ook vindt men veel teksten van Ibo terug op de hoezen van de cabaretelpees in de jaren zestig en zeventig. Ook verdiept hij zich steeds meer in de historie van cabaret en radio, wat tot uiting komt in de LP’s uit met historische fragmenten (Goeie ouwe radio en De tijd van toen) en hommageprogramma’s als Waar blijft de tijd en Onder de bomen van het plein. Zijn televisieprogramma Namen die je nooit vergeet (1968) is tegenwoordig op YouTube nog steeds te bewonderen.
In 1970 verschijnt de cabaretbijbel En nu de moraal van dit lied: 75 jaar Nederlands cabaret”. Niet eerder had iemand de volledige geschiedenis van het cabaret weten te ordenen. In dit boek vindt Ibo zijn definitie voor cabaret: “Cabaret is professionele literair-muzikale theaterkleinkunst in een intieme omgeving voor een intelligent publiek”. Velen konden zich niet in deze definitie vinden en een debat over wat dan wel cabaret zou moeten zijn barstte in volle hevigheid los. Ook had Ibo het aanstormende talent van Bram en Freek niet aan zien komen. Hoewel de debuutelpee van Neerlands Hoop in Bange Dagen op hetzelfde moment verscheen als het boek, werd dat al als achterhaald becommentarieerd. De schrijver was de eerste om achteraf te beamen dat dit inderdaad een misser was.
Als hij in 1977 een 20 LP-box voor Philips mag samenstellen krijgt hij nogmaals de volle laag. Ibo kon er echter niets aan doen dat enkele grote cabaretnamen, onder wie Neerlands Hoop, bij een concurrerend label zaten dat geen materiaal wilde afstaan ten behoeve van deze box.
De laatste jaren
Wim Ibo bleef televisieprogramma’s maken. In Cabaretaria en Artiestencafé vinden niet alleen artiesten uit de wereld van het cabaret maar ook uit de folk (Verenigde Staten, de fado (Portugal) en de zigeunermuziek (Griekenland) een podium. Daarnaast was Ibo een groot liefhebber van het Jordaanlied. De man die opgegroeid was in de Kinkerstraat in Amsterdam vond Johnny Jordaan en Tante Leen de fadozangers van Amsterdam. Tante Leen zong zijn Als, een prachtige vertaling van Carlo Alberto Rossi’s E se domani.
In 1980 verschijnt nog het boekje Brieven aan jou met de LP Liedjes voor jou en twee jaar later verschijnt een tweede, volledig herziene druk van En nu de moraal van dit lied; nu in twee kloeke delen. Maar daarna werd het stiller rond Ibo.
In de jaren negentig bracht Ibo zijn archief onder in de collectie van het Theater Instituut Nederland. En op 22 maart 1998 werd door het Amsterdams Kleinkunst Festival een hommageavond voor Ibo’s tachtigste verjaardag georganiseerd. Dat was voor Ibo een verrassing, maar hij liet met liefde alle lof over zich heen komen. Intussen ging het fysiek minder en met het verzorgen en sterven van zijn partner Jim werd het er allemaal niet beter op. In 1998 overleefde hij een hartinfarct, maar op 18 mei 2000 overleed Wim Ibo op 82-jarige leeftijd.
Toen ik Ibo ooit vroeg wat er op zijn begrafenis gedraaid zou moeten worden was hij helder: Non, je ne regrette rien.